FanFiction wiki
Advertisement

Bloed. Het kleverige spul was overal om Heldere Hemel heen. Het dunne laagje sneeuw dat hem bedekte was donkerrood gekleurd en hij voelde hoe er nog steeds bloed uit zijn flank stroomde. Kreunend probeerde hij op te staan. De witte kater was nog nooit zo blij geweest met zijn sterke poten, want zonder was hij nu al omgevallen doordat hij zo erg trilde en wankelde. Toch verzwakte hij eventjes aan een kant en zakte door zijn poten, maar kon zich herpakken waardoor hij weer rechtop stond. Het bloeden was gelukkig opgehouden, maar zodra hij de sneeuw uit zijn vacht schudde, brak de pas geheelde wond weer open. Hij klemde zijn kaken op elkaar, om zich sterk te houden en de pijn te verminderen, maar het leek niet echt te werken. Ik heb hulp nodig.

Hij strompelde verder door de sneeuw. Overal waren nog sporen van het gevecht geweest die zich gisterennacht had plaatsgevonden. Lijken van de overleden katten waren gelukkig bedekt door de witte vlokken, maar zorgde er ook voor dat hij soms struikelde over een ledemaat. De witte kater voelde zich hier totaal niet op zijn gemak en wist dat hij het niet lang vol zou houden alleen. Zijn wond bleef maar doorgaan met bloeden en hij had al zoveel verloren, maar hij kon niet opgeven nu, want dan zou zijn energie totaal zijn lijf verlaten. Wat waren ze hier eigenlijk aan het doen? Door zijn zwakte kon hij zich nog maar vrij weinig herinneren van het gevecht. Alles was ook zo snel gegaan.

Hoe verder hij liep, hoe zwakker hij werd. Als ik niet snel hulp krijg ga ik misschien wel echt dood! Heldere Hemel was allang blij dat hij het gevecht had overleefd, want hij had gedacht dat hij zou doodgaan. Maar ik leef en kan nog niet opgeven!

Opeens merkte hij de verandering van de geur om hem heen op. Hij deed een paar stappen terug en toen weer enkele vooruit. Een grensmarkering! Van katten? Hij wist het niet zeker, maar het was het proberen waard. Tenslotte had hier gisteravond een gevecht tussen katten plaats gevonden, dus was de kans best groot. Misschien vochten ze juist wel om grondgebied! Hij spande zijn stembanden aan en schreeuwde het uit. ‘Help!’ Hij deed het nog een keer, harder dan de eerste keer en daarna nog een keer, totdat het zoveel energie van hem vereiste dat hij hijgend op de grond viel. Hij probeerde zijn ogen wijd open gesperd te houden. Ik mag niet in slaap vallen! Met zijn staart bleef hij zwiepen, om in beweging te blijven. Als hij nu zijn ogen zou sluiten was er een kans dat hij ze nooit meer open zou doen. Daarbij moest hij ook in beweging blijven, om zijn lichaam warm te houden zodat hij de kou zou overleven. Maar hoe meer hij zijn staart bewoog, hoe vermoeider hij werd. Het woord “help” kon niet eens meer zijn keel verlaten en hij voelde zijn vermoeidheid bezitting van het nemen. Voordat hij er iets tegen kon doen, sloten zijn ogen en zonk hij weg in een diepe slaap.

⊱─∘─•─∘─⊰ ☾✯☽ ⊱─∘─•─∘─⊰

Wit licht verblindde Heldere Hemels zicht, zelfs toen hij zijn ogen stijf dichtkneep. Het vuur dat hem van binnen leek te vullen, gaf hem kracht en hij klom overeind. Toen zijn ogen gewend waren aan zijn felle omgeving, wist hij meteen dat hij aan het dromen was. Het grasveld dat omringd was door bomen en struiken was niet besneeuwd en het was er warm, het kon dus gewoon niet echt zijn. Hij vloekte binnensmonds. Dit mocht niet gebeuren! Dit was allesbehalve wat mocht gebeuren! Takken begonnen te ritselen in de struiken voor hem en hij ontblootte zijn nagels al voordat hij zichzelf gerust voor hij zich bedacht dat hem niks kon overkomen in zijn illusies. Een zwarte poot stapte uit de struiken, waardoor Heldere Hemel naar adem snakte, want hij had al een heel zeker gevoel over wie er voor hem zou verschijnen. Daarna volgde het lichaam van een prachtige poes de poot en kon hij zijn blije snor niet meer inhouden. Sterrenspoor!

‘Sterrenspoor! Wat doe jij hier? B-Ben je dan echt dood?’ Ergens hoopte hij dat ze opeens zei van niet, dat ze nog levend en wel was, maar ze kon de storm die hun scheidde nooit hebben overleefd. Hij herinnerde zich de donkere dag alsof het gisteren was gebeurd. Nog nooit had er zo’n sterke wind gestaan. Het tolde in het rond en sleurde alles met zich mee. Nesten van de Langlopers werden in stukken gescheurd, bomen uit de grond getrokken en aardestukken werden los gerukt overal waar de krachtige ronddraaiende wind overheen ging. En zo werd zijn vriendin ook van hem weggehaald. Meegenomen door de wind en er was niets dat hij had kunnen doen. Dagen had hij naar haar gezocht. Van zonsopgang tot ondergang, maar ze was verdwenen. Hij had zelfs haar lichaam niet kunnen vinden en ook haar geur was weg, wat zijn zoektocht compleet hopeloos maakte. Daarna was hij moederziel alleen op een onbekende plek en kon nergens heen.

Uiteindelijk had hij besloten verder te gaan met zijn missie waar hij al bijna heel zijn leven mee bezig was, al was dat niet heel lang. Zijn vader had niet gewild dat zijn zoon wegging, maar hij wist dat Heldere Hemels bestemming niet in de Stam der Zonnestralen was. Dus werd Heldere Hemel op een missie gestuurd om zijn pad te vinden. Het enige wat hij wist was dat het te maken had met zijn naam en op die plek hoorde hij thuis, maar waar was het dan? Hij was al lang opzoek geweest en had zo ook Sterrenspoor leren kennen en enkele andere katten die echte vrienden werden. Toch had hij er ook een paar verloren en achtergelaten waardoor hij op den duur hier terecht was gekomen, nog steeds in zijn eentje.

De zwarte poes duwde hem zachtjes tegen de grond en begon zijn wonden schoon te likken. Heldere Hemel merkte haar blauwe ogen op, die ze nooit had gehad. Ze had witte, maanachtige ogen. Even werd hij bang. Was het echt wel Sterrenspoor? De blauwe ogen keken hem strak aan en Sterrenspoor knipperde geruststellend met haar ogen. Hij zuchtte opgelucht. Het was echt zijn vriendin. Maar waarom zei ze dan niks? Hij opende zijn mond om haar wat te vragen, maar met haar zachte, pluizige staart, streek ze over zijn vacht en legde zijn kop op de grond. Het zachte briesje die de zwiep van de staart met zich meebracht, herkende Heldere Hemel. De witte kater hief verontwaardigd zijn kop weer van de grond en gaapte haar aan. ‘Je ruikt precies zoals de geur van net! Waarom had ik dat niet eerder door?’ Sterrenspoor zei niks, maar keek hem doordringend aan. ‘Omdat je me iets wil leren? Vandaar deze droom! Dit is niet je echte geur!’ De stille poes glimlachte.

‘Dit is waar je vandaan komt, nietwaar?’ Zijn poten tintelde van opwinding. Sterrenspoor had nooit wat losgelaten over zijn verleden en nu kon hij eindelijk meer over haar leren! De poes knikte half en ging daarna weer verder met het wassen van de witte kater. ‘H-Hoor ik hier thuis?’ Ze keek hem weer aan. Haar ogen waren zo blauw als een hemel zonder wolken. ‘Ik moet aan mijn naam denken zeker?’ Weer glimlachte ze en langzaam begon de wereld om hem heen weer lichter te worden. ‘Ik mis je!’ riep hij snel. Haar blik werd een stuk bedroefder en ze gaf hem een vlugge lik. Toen werd het licht zo fel dat hij niks meer kon zien en de geluiden van de echte wereld weer kon horen. ‘Vaarwel,’ mompelde hij nog zachtjes.

⊱─∘─•─∘─⊰ ☾✯☽ ⊱─∘─•─∘─⊰

Zodra het felle licht weg was, tilde Heldere Hemel zijn hoofd op om te kijken waar hij was. Het leek wel alsof hij in een soort hol was. Een schuine, grote rots stond tegen de stam van een boom aan. Er waren takken tegenaan gezet en in elkaar geweven voor bescherming en de warmte binnen te houden en de sneeuw buiten. Opeens voelde hij een poot op zijn flank. Snel duwde hij de poot weg en schoof opzij. Zijn ogen waren groot van schrik toen hij een forse, roomwitte poes zag staan. ‘Je bent wakker!’ miauwde ze opgelucht. Heldere Hemel ontblootte zijn tanden en klauwen. ‘Wie ben jij?!’ Op hetzelfde moment kwam er een grijs gestreept katertje aangelopen met wat kruiden in zijn mond die hij voorzichtig op de grond neerlegde. Zijn gele ogen keken Heldere Hemel geïrriteerd aan. ‘Jij bent degene die hier om hulp vroeg hoor, dus je kan wel iets dankbaarder doen in plaats van meteen op het punt staan om ons aan te vallen.’

Heldere Hemel slikte even en knikte toen. ‘Je hebt gelijk, het spijt me.’ De poes haalde haar schouders op en lachte. ‘Iedereen zal wel schrikken als twee onbekenden hem of haar proberen te verzorgen. Het maakt niks uit.’ Aarzelend ging hij weer liggen op de grond en liet de twee katten hem bestuderen. ‘Ik ben Melkpoel en dit is Dauwpoot, mijn leerling,’ stelde de poes zichzelf en het grijze katertje voor. Ze bracht een gek sapje aan op Heldere Hemels wond en spreidde het uit met haar tong. ‘Waar kom je vandaan?’ vroeg Dauwpoot. ‘En wie heeft je dit aangedaan?’ Heldere Hemel verdraaide zich even zodat Melkpoel ook gemakkelijk bij de wonden op zijn buik kon komen. ‘Ik ben Heldere Hemel. Gewoon een doortrekkende zwerfkat die betrokken raakte bij een gevecht waar ik niks mee te maken had.’ Hij had hen zoveel meer kunnen vertellen over waar hij vandaan kwam en over de Stam der Zonnestralen, maar waarom zou hij dat tegen twee vreemdelingen vertellen? Het was nergens voor nodig dat ze wisten waar hij vandaan kwam.

‘Oh,’ mompelde Dauwpoot alsof het hem eigenlijk weinig kon schelen. ‘Nou je hebt in ieder geval veel geluk gehad! Je hebt een paar flinke schrammen opgelopen en zeker in deze tijd van het jaar is dat niet handig. Bladkaal zelf brengt al genoeg gevechten tegen de ziektes!’ Melkpoel snoof geamuseerd. ‘Hoe weet jij dat nou! Je leeft niet eens lang genoeg om een Bladkaal meegemaakt te hebben!’ Dauwpoot hief zijn kin op. ‘Ik was anders op het einde van Bladkaal geboren hoor! En Asveder, Vogelzang en Bessenstaart hebben me veel verhalen verteld erover!’ De roomwitte poes rolde gespeeld met haar ogen. ‘Zij overdrijven natuurlijk ook niet alles.’ Dauwpoot gaf haar een duwtje met zijn staart. ‘Alsof jij er wel wat van weet! Je bent maar een maan ouder dan ik!’ ‘Ik heb ook nooit gezegd dat ik er wat van weet,’ antwoordde Melkpoel glimlachend.

Het gesprek tussen de twee katten, gaf Heldere Hemel een prettig gevoel. Zo te zien konden ze goed met elkaar overweg en waren ze goede vrienden. Hij was vooral onder de indruk van Dauwpoot. In de Stam der Zonnestralen weten alleen de poezen wat van kruiden. De katers hoorde alleen maar te vechten en te jagen! Het was ook één van de redenen geweest dat Heldere Hemel zijn familie wilde verlaten. Alle regels namen de vrijheid weg waar hij naar verlangde, maar hij wist ook dat er iets van orde moest zijn om alles goed te laten verlopen. Toch had hij nog nooit spijt gehad van zijn vertrek en wist zeker dat waar hij thuishoorde een veel betere plek zou zijn.

De twee katten die hem verzorgden, kauwden op wat kruiden en schoven er ook een paar naar Heldere Hemel. ‘Deze heb je nodig om weer wat aan te sterken nadat je zoveel bloed bent verloren,’ legde ze uit. De witte kater trok zijn neus op toen hij aan de planten rook en kreeg ze bijna niet door zijn keel. Zelfs toen hij het op had, wilde hij het nog steeds uitspugen. Ondertussen gingen Dauwpoot en Melkpoel weer verder met de behandeling, totdat ze gestoord werden door twee andere katten. Een grijze kater met en witte buik en een grote, grijsbruine kater. ‘Hoe gaat het met de patiënt?’ vroeg de grijze aan de twee kruidenkatten. De kater keek neer op Heldere Hemel en glimlachte vriendelijk. ‘Ik zie dat hij al wakker is geworden, gelukkig.’ Melkpoel draaide zich om en groette de twee katten met een beleefd knikje, waardoor Heldere Hemel gokte dat deze twee katten haar leider waren of in ieder geval boven haar stonden in rang. ‘Goed! Hij zal volledig genezen!’ antwoordde ze vrolijk.

De grijsbruine kater keek hem onderzoekend aan en Heldere Hemel begon zich wat ongemakkelijk te voelen. ‘Hoe heb je die wonden opgelopen? Of laten we beginnen met je naam.’ ‘Ik ben Heldere Hemel,’ zei de witte kater voor de tweede keer. ‘Ik werd gisteravond een gevecht ingesleurd terwijl ik op doorreis was.’ De kater knikte begrijpend en keek weer naar de andere drie katten. ‘Zouden het de zwerfkatten zijn geweest? Het verklaart tenminste het gekrijs van gisteren.’ Melkpoel knikte instemmend. ‘Dat zou nog best weleens kunnen. Ik denk dat ze bij dezelfde groep horen als degene die Houtster en Roodklauw hebben vermoord. Zijn diepe krassen rond zijn nek en borst zijn vergelijkbaar met die van hun.’ Heldere Hemels nekharen rezen overeind. Vermoord? Door wie? De grijze kater met de witte buik knarsetandde. ‘We moeten ze eens een lesje leren en verdrijven bij ons territorium! Ze vormen een serieuze bedreiging! Ik zal het meteen melden op de Grote Vergadering!’ De grote, grijsbruine kater snoof. ‘Fijn dat je dat eerst even overlegt met me,’ bromde hij. Heldere Hemel zag hoe Melkpoel en Dauwpoot verstarden. De spanning tussen de vier katten knetterde als bliksemstralen. Ook snapte hij niks van de rare termen die de katten gebruikte, maar dat was niet belangrijk voor nu. Hij hield niet van spanning en besloot dat het maar verstandig was dat hij zijn mond dicht zou houden.

‘Want jij overlegt natuurlijk ook alle beslissingen die je neemt met mij!’ snauwde de grijze kater terug. ‘Wel als het echt belangrijke zijn,’ reageerde de andere kater kalm. De grijze kater gromde en zwiepte boos met zijn staartpuntje heen en weer. ‘Aan het einde van de maan zullen we een nieuwe leider kiezen!’ siste hij. Zijn gele ogen vlamde en hij draaide zich om en stampte het hol uit. Melkpoel zuchtte hoofdschuddend en Dauwpoot schuifelde ongemakkelijk op zijn poten. De grijsbruine kater keek weer naar Heldere Hemel. ‘Wat onbeleefd dat ik me nog niet heb voorgesteld! Ik ben Berkenvacht en die van daarnet was Steenbries. Welkom in de HemelClan, Helder Hemel!’ De witte kater snakte naar adem. Was dit het dan echt? Had hij zijn doel bereikt? En Sterrenspoor komt hier ook nog eens vandaan! Kon er nog meer toeval zijn? Hij wist ook meteen wat zijn tweede stap was, die pas in zijn werking ging als hij zijn thuis gevonden had. Ik moet hen redden, besefte Heldere Hemel. Maar van wat? De twee kibbelende leiders? Hij keek alle drie de katten om de beurt aan. Zouden dit dan zijn nieuwe groepsgenoten worden? Een vredig gevoel verwarmde hem. Hij kon niet wachten om meer over de HemelClan te ontdekken en hoe alles hier in zijn werking ging. Voor nu had hij de eerste opdracht van zijn missie eindelijk voltooid en dat was het belangrijkste. Dit is waar ik thuishoor!

Advertisement