FanFiction wiki
Advertisement

Het leerlingenhol in het SchaduwClankamp was erg leeg. Schaduwpoot was de enige leerling die nog in haar nest lag. Ze verzette zich tegen de rillingen die de kou om haar heen bezorgde en krulde haar staart wat strakker om haar lichaam. Haar korte vacht hielp niet erg tijdens de kou en ze had zich helemaal bedekt met mos. Buiten het hol klonken er allemaal stemmen van de katten die druk bezig waren in het kamp of rustig zaten te eten, maar Schaduwpoot had geen zin om naar uit haar nest te stappen. Ze had helemaal nergens meer zin in sinds de dood van haar moeder. Nog steeds kon ze de beelden van haar moeders levenloze lijf niet wegduwen uit haar gedachten. Telkens als ze haar ogen sloot zag ze weer de duistere, gele ogen van Zwartvleugel die naar het niets staarde, wat zorgde voor veel slapeloze nachten. Maar het kon haar allemaal weinig meer schelen.

Met half dichtgeknepen ogen, legde ze haar kop tussen haar twee voorpoten en zuchtte. Een zwak dampwolkje verliet haar mond en steeg naar boven. Ze had niet eens door dat haar zus naar binnen was gelopen en naast haar was gaan zitten. Pruimpoot streek zachtjes met haar staart over Schaduwpoots rug en veegde het mos van haar af. ‘Schaduwpoot?’ vroeg ze zachtjes, maar Schaduwpoot reageerde niet. ‘Schaduwpoot?’ herhaalde Pruimpoot nog een keer, maar ze kreeg nog steeds geen reactie. De jonge leerling zuchtte tevergeefs, maar bleef naast haar zus liggen. Schaduwpoot draaide haar kop langzaam naar Pruimpoot toe en keek haar aan, maar ze had geen puf om te spreken.

Pruimpoot staarde haar meelevend aan en drukte zich wat dichter tegen haar aan. Schaduwpoot genoot van de warmte die haar zus met zich meebracht, maar de kilte in haar bloed was nog lang niet verdreven. ‘Ik mis Zwartvleugel ook,’ mompelde Pruimpoot zachtjes. ‘En Vleugelpoot zal ook spoedig terugkeren, dat weet ik zeker.’ Schaduwpoot kromp ineen en kermde zachtjes. Dat kwam er ook nog bij. Haar broertje, Vleugelpoot, was er alleen op uit gegaan toen hij rozemarijn ging halen om de geur van dood te verdrijven, maar hij was nooit meer teruggekeerd. En het was niet alleen dat zij hem heel erg nodig had, omdat hij haar beste vriend was en om niemand meer gaf, maar ook was hij nodig als SchaduwClans nieuwe medicijnkat.

De sombere poes sloeg snel haar staart weer over haar snuit en draaide haar kop weg van haar zusje, zodat ze kon gaan slapen. Maar Pruimpoot draaide haar kop terug met haar eigen staart en keek diep in Schaduwpoots ogen. ‘Ik weet dat het moeilijk is, Schaduw, en ik zou ook het liefst alleen maar in mijn nest blijven liggen en rouwen, maar onze Clan heeft ons nodig. Dit is het seizoen van dood en als we ze niet helpen is Zwartvleugel niet het eerste slachtoffer dat zal vallen. We moeten blijven doorgaan.’ Schaduwpoot trok haar hoofd weg en krulde zich toch weer op. Tranen welde op in haar ogen, maar ze probeerde ze zo goed mogelijk in te houden. Ze wist dat haar zusje gelijk had, maar ze kon het gewoon niet. Het spijt me, wilde ze nog zeggen, maar het bleef in haar gedachte. Pruimpoot streelde nog even met haar staart over haar rug, stond toen op en trippelde weer naar buiten. Schuldgevoel kroop als een rimpeling over haar rug. Ik weet dat ik me sterk moet houden, zoals Pruimpoot, maar hoe moet ik dat doen als ik weet dat er nog iets veel ergers zal aankomen?<

⊱─∘─•─∘─⊰ ☾✯☽ ⊱─∘─•─∘─⊰

Nadat ze weer een tijdje had geslapen, werd ze gewekt door zware voetstappen die de grond deden trillen. De geur van haar mentor drong haar neus binnen, maar ze had geen zin om op te kijken. Druppelvacht trippelde dicht naar haar toe en keek meelevend op haar neer. ‘Hey, Schaduwpoot,’ begon hij voorzichtig met een kalme, sympathieke stem. Ze had nooit geweten dat haar mentor ook een veel zachtere kant had, maar ze had hem dan ook genoeg redenen gegeven om die niet te laten zien in haar bijzijn. Alles wat ik doe, loopt altijd fout af, dacht ze verdrietig. Het spijt me dat ik je niet trots heb kunnen maken, mam.

‘Heb je misschien om naar buiten te gaan? Niet om te trainen ofzo, maar ik dacht dat je het misschien fijn vond om gewoon eens te praten, over wat dan ook,’ stelde de blauwgrijze kater voor. Schaduwpoot onderdrukte vlug een zucht. Ze had helemaal geen zin om naar buiten te gaan. Het was veel te koud en ze kon net zo goed hier praten, maar toch wist ze dat het beter was als ze met hem mee zou gaan. De donkerbruine poes knikte stilletjes en hees zichzelf met moeite overeind. Ze voelde zich zwak en slap; ze had dan ook erg weinig gegeten.

Langzaam liep ze achter de kater het leerlingenhol uit, ze kneep haar ogen ietsjes dicht, om niet verblind te worden door de zon, maar toen kwam ze erachter dat die al een tijdje niet had geschenen. Ze wierp een vlugge blik over het kamp. Ze zag Lijsterbloem en Wolkvacht voor het oudstenhol naar haar kijken terwijl ze druk zaten te smoezen. Ook Aswolk maakte een opmerking over dat ze eindelijk haar nest was uitgekomen en Motvlucht groette haar vriendelijk met een knikje. Schaduwpoots poten begonnen nerveus te prikkelen en ze stapte verlegen wat dichter naar haar mentor toe. Alle ogen waren nu op haar gericht en ze hield er totaal niet van om zo bekeken te worden.

Ze volgde haar mentor snel door de doorntunnel en kreeg eindelijk het gevoel dat ze wat normaler kon ademhalen. Druppelvacht hield zich wat in, zodat het naast Schaduwpoot kwam te lopen. ‘Wat zit je nu eigenlijk het meest dwars van alles?’ was zijn eerste vraag. Schaduwpoots nekharen vlogen overeind en ze opende haar mond om te zeggen dat alles haar dwarszat en hoe hij zich als een familielid van hem dood was en de ander vermist, maar kon zich nog net inhouden. ‘Dat ik het niet had zien aankomen en er niks meer tegen kon doen,’ murmelde ze toen zachtjes. Druppelvacht knikte begrijpend en staarde naar zijn poten. ‘Ik denk dat niemand had verwacht dat Zwartvleugel zou vermoord worden door een vreemde kat. Ikzelf vind dat gewoon het irritantste, dat we gewoon niemand hebben om te straffen.’

Schaduwpoot knarsetandde zachtjes en probeerde niet ineen te krimpen. Ik weet wel wie we zouden straffen. Ik weet precies wie dit op zijn geweten heeft: Waska. Als er iemand nog onafgemaakte zaken had met haar moeder, was het haar vader wel. Voor de rest had niemand iets tegen haar moeder, naar haar weten dan. En hij had ook precies het goede moment uitgekozen toen ik aan het vechten was! Ze gromde diep toen ze aan de verschrikkelijke avond terugdacht. Ze had gevochten met een paar DonderClankatten, waarvan één ook de dochter was van Waska en waarschijnlijk in het hele gebeuren verwikkeld zat, maar eigenlijk was ze daar nu een stuk minder zeker van dan eerst. Het gevecht had zoveel vragen bij haar opgeroepen en ze had nul antwoorden gekregen. Alles was alleen maar erger geworden.

‘Zou je je misschien beter voelen als we nog één zoekpatrouille eropuit sturen om Vleugelpoot te vinden? Ik weet dat de kans klein is dat we hem vinden, maar misschien moest hij wat doen van de SterrenClan en keert hij nu weer terug!’ miauwde Druppelvacht hoopvol. Zijn leerling glimlachte verdrietig. ‘Dat zou ik heel fijn vinden,’ antwoordde ze mompelend. Druppelvacht glimlachte terug en ze keerden weer terug naar het kamp. ‘Dan zal ik met Mistster gaan praten!’ Schaduwpoots hart maakte een klein sprongetje en ze stapte vastbesloten door de sneeuw. Ik zal niet stoppen tot ik hem vind – of in ieder geval een idee heb van waar hij is! Dat is het minste wat ik kan doen voor Zwartvleugel.

Ze naderden al heel snel weer het kamp en Druppelvacht liep door de doorntunnel, maar toen Schaduwpoot hem wilde volgen, glipte er snel iemand langs Druppelvacht. De zwartgrijze kater liep snel weer door en Schaduwpoot draaide zich snel om hem nog te kunnen stoppen. ‘Duivelpoot!’ Haar medeleerling draaide zich geërgerd om en leek niet blij te zijn dat ze met hem sprak. Ze wist dan ook dat Duivelpoot haar steeds had geprobeerd te ontlopen sinds het gevecht. Schaduwpoot keek nog snel achterom om te zien of Druppelvacht was doorgelopen en gelukkig was dat het geval.

‘Wat?’ snauwde hij uiteindelijk toen Schaduwpoot stil bleef. Ze gebaarde met haar staart dat hij haar moest volgen en liep wat meer weg van het kamp. ‘Ik moet je wat vertellen,’ miauwde ze. Druppelvacht had gelijk gehad dat het ook erg irritant was dat ze niemand konden straffen, maar zij wist de oplossing daarvoor. Ze keek Duivelpoot even aan, voordat ze verder ging met spreken, want ze wist dat hij dit niet al te goed op zich zou nemen. Daarna slikte ze even en haalde rustig adem. ‘Ik ga de Clan vertellen over Waska en dat hij haar vermoord heeft. Hij is een echt gevaar voor ons allemaal en ik zal hem vinden. Hij moet en zal boeten voor zijn daden! Kosten wat het kost.’

Duivelpoot bleef voor twee tellen stil, alsof het nog even allemaal tot hem door moest dringen of dat het vuur nog moest aanwakkeren. Schaduwpoot gokte het tweede, want uit het niets vlamde zijn ogen op en kwamen zijn haren overeind. ‘Je hebt er niet eens bewijs voor!’ spuugde hij met ontblootte tanden. Schaduwpoot hief haar kin wat op en bleef kalm, ze was niet van plan om van standpunt te veranderen naar wat haar vader haar familie had aangedaan. ‘Ik ben erg zeker van mijn zaak.’ Duivelpoot gromde diep en trok zijn klauwen in en uit. ‘Als jij dat vertelt, zal ik jouw geheim vertellen. Iedereen zal ween dat je half-zwerfkat bent!’

Schaduwpoot haalde haar schouders op. ‘Dat was ik toch al van plan te vertellen als ik Mistster over Waska vertel, dat zal Waska namelijk alleen maar verdachter maken. Het spijt me, ik weet dat jij wat hechter bent met onze vader, maar ik moet dit doen.’ De vlammen in Duivelpoots ogen veranderden naar iets kalmere vonkjes, maar de haat was nog steeds te lezen in zijn blik. ‘Wacht nog héél even. Ik ga bewijs zoeken dat Waska het niet heeft gedaan en zal met een oplossing komen, zodat je het niet hoeft te vertellen. Ik weet dat mijn vader onschuldig is.’ Schaduwpoot keek hem lang aan, nadenkend of ze het zou doen. Misschien was het wel eerlijk om Waska nog een laatste kans te geven. Het zou ook allemaal veel makkelijker zijn geweest als hij het ook echt niet was. ‘Prima, maar je krijgt één dag. Als je morgen nog geen bewijs hebt, vertel ik het Mistster.’ De oranje ogen van de zwartgrijze kater vlamden weer op en hij knarsetandde hoorbaar, maar hij draaide zich om en stoofde weg.

Snel trippelde ze weer terug naar het kamp en zag dat Druppelvacht al een patrouille had samen gesteld. Ze glimlachte toen ze zag wie haar mentor had uitgekozen. Het waren al haar goede vrienden die Vleugelpoot zelf ook erg miste. Pruimpoot was natuurlijk aanwezig, samen met Blauwpels en gelukkig was Nachthulst ook van de partij en Vleugelpoots vroegere mentor, Muisstaart, ook. Het viel haar op dat Bruinpoot er ook was, alleen was Sparrentak niet bij hem. En ik dacht nog wel dat ze eindelijk wat meer samen trainde!

Druppelvacht keek blij op toen hij zag dat Schaduwpoot er eindelijk was. ‘Zullen we maar gaan nu we compleet zijn?’ Schaduwpoot knikte. Ze was een stuk vrolijker dan daarnet, maar ze maakte zich ook verschrikkelijk veel zorgen over alles. Pruimpoot kwam meteen naast haar lopen, net achter Druppelvacht die de leiding had genomen. ‘We zullen hem vinden,’ miauwde ze verzekerd. ‘Ik voel het gewoon.’ Schaduwpoot knikte zwakjes. ‘Vandaag is de dag dat Vleugelpoot weer thuis zal komen!’ Maar ergens diep vanbinnen verdraaide haar maag ietsjes, ze had immers ook een reputatie voor het vinden van lijken.

De zoekpatrouille stak al snel de grens over, zoekende voor een spoor dat ze naar Schaduwpoots vermiste broer zou leiden. Ze liepen een flink stuk door, schreeuwden vaak Vleugelpoots naam, maar vonden niks. Niet eens een plukje vacht, gewoon niks wees erop dat Vleugelpoot ergens in de buurt was. Hij was verdwenen, maar niemand wist waar naartoe. De moed zakte Schaduwpoot al erg snel naar de poten en ze voelde dat de rest van de patrouille er net zo over dacht. Blauwpels en Druppelvacht verwisselden steeds stille, bezorgde blikken met elkaar, terwijl Muisstaart steeds meer te strompelen en het langzaam had opgegeven. Bruinpoot deed zijn uiterste best en was evenals Pruimpoot nog druk bezig met zoeken. Ze voelde een staart op haar rug tikken en zag dat Nachthulst naar haar toe was gelopen. ‘Zullen we anders morgen nog zoeken? Wie weet hebben we dan meer kans en kunnen we het andere deel van het bos nog afspeuren, je weet maar ooit.’

Druppelvacht keek achterom en knikte instemmend. ‘Dat lijkt me een goed plan. We zijn nu allemaal moe en hebben honger. We kunnen beter terugkeren en ons wat beter voorbereiden morgen, dan kunnen we wat meer territoria verkennen en zijn we hopelijk wat fitter.’ ‘Ik denk niet dat iemand zich snel fitter zal voelen in deze kou. We moeten ook naar het kamp om onszelf weer wat op te warmen, anders zal Groenblad ons sneller pakken dan een valk kan duiken,’ murmelde Muisstaart. Pruimpoot liet haar staart op de grond vallen en boog triest haar kop. Schaduwpoot liep snel naar haar zus toe en duwde met haar eigen kop de hare omhoog. ‘Morgen zullen we nog een kans hebben,’ snorde ze zo optimistisch mogelijk. Maar haar poging om Pruimpoot wat meer hoop te geven had niet geholpen, duidelijk hoorbaar aan de diepe zucht die haar zus slaakte. ‘Ik had gewoon zo’n sterk gevoel dat we hem zouden vinden vandaag. Wij zijn de drie muisketiers, we kunnen niet zonder elkaar.’

Schaduwpoot dacht met een glimlach terug aan de tijd dat zij en haar broer en zus er stiekem alleen op uit waren gegaan. Ze hadden zichzelf de drie muisketiers genoemd en Schaduwpoot had geen idee meer hoe ze op die naam waren gekomen. Vleugelpoot had het waarschijnlijk nog wel geweten … hij onthield altijd alles. Telkens als ze waren teruggekeerd kon hij het nog precies na vertellen, waardoor het leek alsof ze het weer opnieuw beleefde. Toen al had Schaduwpoot geweten dat haar broer bijzonder was en uiteindelijk was hij zelfs uitgekozen om de nieuwe medicijnkat van de SchaduwClan te worden. Ik weet zeker dat als hij terugkomt, hij de beste medicijnkat zal worden die de SchaduwClan ooit heeft gekend! Ze gaf haar zus een lik over haar wang en oor. ‘We zullen altijd verbonden zijn met ons bloed en hart en niemand kan dat van ons afnemen! Daarom zullen we altijd de drie muisketiers blijven. Waar hij ook mag zijn, ik weet zeker dat Vleugelpoot zichzelf kan redden. Hij kan jagen, vechten en weet al wat van kruiden. En ik weet zeker dat Zwartvleugel hem niet alleen zal laten.’

Pruimpoot snikte en kneep snel een traan weg, maar kijk haar iets blijer aan. ‘Ja, dat denk ik ook. We gaan het morgen weer opnieuw proberen en overmorgen als we hem niet vinden.’ Schaduwpoot knikte instemmend. ‘We zullen niet stoppen totdat we hem gevonden hebben!’ Nachthulst glimlachte de twee poezen toe. ‘En wij zullen jullie blijven helpen,’ beloofde hij. Schaduwpoot had gezelschap van de zwarte erg gemist de afgelopen dagen en was blij dat ze nu eindelijk wat meer tijd met hem kon doorbrengen. Ze wilde wat dichter bij hem gaan lopen, maar toen sprong Bruinpoot er tussendoor en liep wat vooruit. ‘Nou, snel naar het kamp dan! Morgen zullen we vroeg op moeten!’ Hij keek met een grijns achterom naar Schaduwpoot en leek wat te willen lezen in haar ogen, maar ze wist niet precies wat. Dus knikte ze maar glimlachend terug en volgde de bruine kater samen met de rest van de groep weer terug naar de grens.

⊱─∘─•─∘─⊰ ☾✯☽ ⊱─∘─•─∘─⊰

Bij de grens aangekomen, stopte Schaduwpoot even en liet de andere katten wat verder doorlopen. ‘I-Is het erg als ik even een momentje voor mezelf neem?’ vroeg ze aarzelend. Druppelvacht draaide zich om en schudde zijn hoofd. ‘Nee hoor, dat is alleen maar begrijpelijk. Maar blijf wel dicht bij de grens en doe er niet te lang over. Nu er moordenaars op de loer liggen, heb ik liever niet dat je hier te lang blijft. Anders wacht ik wel even op je trouwens, wat verder weg natuurlijk wel.’ Blauwpels gaf haar broer een vriendschappelijk duwtje. ‘Schaduwpoot kan prima voor zichzelf zorgen en met jouw ogen op haar gericht is waarschijnlijk ook niet helemaal wat ze wilde.’ Druppelvacht zuchtte en klemde zijn tanden eventjes op elkaar. ‘Tot zo dan maar,’ miauwde hij haar. Schaduwpoot knikte de groep gedag en strompelde toen iets verder weg van de grens.

Ze was benieuwd of Duivelpoot al zijn bewijs had gevonden, maar ze wilde eigenlijk zelf ook op onderzoek gaan; ze moest naar het zwerfkattenkamp gaan. Ze had alleen geen flauw idee waar het zich bevond, maar wist dat het niet al te ver weg kon zijn. Het ligt hier ergens in dit woud, dat weet ik heel zeker. Waska was maar al te vaak bij het SchaduwClanterritorium geweest en hij zag er nooit uitgeput uit, dus het was zeker geen lange reis en anders had hij hem ook niet zo vaak gemaakt. Ze keek naar boven en zag dat het nog donkerder begon te worden dan dat het al was, wat waarschijnlijk betekende dat de schemering begon te vallen. Ondanks dat ze dit pad al eens had bewandeld, voelde het toch nieuw en niet vertrouwd. Waarschijnlijk kwam dat dan ook door de slechte herinnering die ze er aan had, dit was namelijk het pad dat had geleid naar haar moeders lijk. Maar nu loop ik de andere kant op, stelde ze zichzelf gerust.

Doordat het steeds donkerder werd, leek het ook alsof het woud zelf ook bang was voor de duisternis. Het begon harder te waaien en de laatste blaadjes dwarrelden van de bomen. Overal hoorde ze wat ritselen en haar eigen pootstappen in de sneeuw maakten ook een vreemd geluid. Maar Schaduwpoot besloot door te zetten. Door haar donkere vacht, viel ze nu een stuk minder op en dat werkte alleen maar in haar voordeel. Niemand zal me nog horen of zien! Niemand, op een donkere gestalte na die uit het niets uit een struik sprong. Door zijn vuuroranje ogen wist ze meteen met wie ze te maken had: Duivelpoot.

Geschrokken sprong ze de lucht in en week naar achteren, maar ze kwam al snel tot rust. ‘Jeetje Duivelpoot, je liet me schrikken zeg!’ De zwartgrijze, haast onzichtbare kater keek haar alleen maar met gesloten mond aan. ‘Heb je hier helemaal moeten zoeken naar bewijs?’ vroeg ze verontwaardigd. ‘Bewijs heb ik niet gevonden,’ antwoordde de kater kortaf, ‘maar een oplossing wel.’ Schaduwpoot slikte en probeerde niet te rillen door zijn duistere, angstaanjagende toon. Zijn ogen fonkelden onheilspellend en dat was ook het enige wat ze goed kon zien. ‘W-Wat voor oplossing is het dan?’ vroeg ze twijfelend, bang voor het antwoord. Duivelpoot grijnsde grimmig. ‘De perfecte manier om ervoor te zorgen dat jij nooit het geheim van Waska zal vertellen.’ Schaduwpoots gezicht vertrok. Vanmorgen had zij eindelijk gedacht dat ze de baas kon spelen over hem, dat ze niet al te bang voor hem hoefde te zijn en hem aan zou kunnen. Nu leek er een hele andere Duivelpoot voor haar te staan. Een Duivelpoot die ze nog nooit eerder had gezien door het masker wat hij de hele tijd had opgedragen.

‘Wat dan?’ snoof ze zo dapper mogelijk, ze deed haar best om haar stem niet te doen trillen. Opeens dook de zwartgrijze kater de staart weer in. De geur van dood en bloed vulde Schaduwpoots neus gaten. Ze had een naar voorgevoel. Een voorgevoel dat Engelpoot en Donderpoot deze kant van Duivelpoot wel al eerder hadden gezien. Ze hapte verschrikt naar adem toen ze terugdacht aan de scharlakenrode poes die ze gezien had tijdens het gevecht. Ze had haar ook gezien tijdens de moord op de leiders en Schaduwpoot wist dat ze aan de kant van de zwerfkatten stond. Donderpoot had met haar gevochten, maar Schaduwpoot had gedacht dat dit misschien wel een deel van hun krankzinnige plan was om iedereen te bespelen, maar ze wist dat het niet zo was. Deze kwaadaardige kant in Duivelpoot leek zo erg op die van zijn vader. Langzaam stapte ze achteruit, ze wilde wegrennen, maar wilde ook weten wat Duivelpoot uit de struik zou halen.

Haar hart begon te bonken in haar keel. Als ik het echt fout heb gehad, dan is mijn Clan in een groter gevaar dan ik me had kunnen bedenken. Ze wilde niet geloven dat ze de hele tijd aan de kant van de slechterik had gestaan en dat niemand in haar Clan had gezien wat voor verrader ze in hun midden hadden. Niemand, op Vleugelpoot na. Haar broertje had altijd al zijn vermoedens over Duivelpoot gehad, evenals Zwartvleugel en Heemstvleugel, die nu dood waren. En Engelpoot heeft ons – en vooral mij – zo vaak proberen te waarschuwen! Maar geen van allen die Duivelpoot doorhadden, hebben het er goed vanaf gebracht. Misschien was Vleugelpoots verdwijning juist een goed iets, want zo ontliep hij Duivelpoot en was een stuk veiliger dan in zijn Clan.

Ze bereidde zich voor op Duivelpoots terugkeer toen ze struiken wild heen en weer zag bewegen en maakte zich wat groter. Toen sprong de donkere kater de bosjes uit, met iets slaps en stinkend tussen tanden geklemd. Het was doordrenkt met donkerrood bloed dat intussen al aardig opgedroogd was. De geur van dood omhulde het en … en toen kwam Schaduwpoot erachter dat het een staart was. Ondanks de vreemde kleur en de overheersende stank, herkende ze de staart maar al te goed toen Duivelpoot hem voor haar poten wierp. Ze hapte verschrikt naar adem en haar hoofd begon te tollen. Nu was ze heel erg zeker van haar zaak. Ze zou niet langer in Duivelpoots leugens en bedrog trappen, maar het leek er ook niet op dat hij dacht dat ze dat wel zou doen.

‘Als je ooit het geheim vertelt,’ siste de kater woedend, ‘dan zal iedereen die je lief hebt eindigen als je broertje.’ Schaduwpoot wilde schreeuwen, maar de woorden kwamen niet verder dan haar keel. Ze wilde Duivelpoot in de haren vliegen, maar haar poten werden langzaam slap en ze zakte in elkaar met haar neus in de meurende staart verstopt. Schaduwpoot wilde geloven dat dit maar weerloze bedreigingen waren, maar ze wist heel, heel zeker dat het niet zo was. Even had ze gedacht aan de macht gestaan te hebben, maar nu wist ze heel zeker dat ze gevangen zat, overmeesterd door een kwelgeest. Hoewel ze voor het eerst weer had geglimlacht vandaag en eindelijk weer haar nest uit was gekomen, stortte haar wereld weer helemaal opnieuw in elkaar. Niks leek er nu meer toe doen. Pruimpoots voorgevoel had gelijk gehad: ze zouden Vleugelpoot vandaag vinden. En alweer was de voorspelling die Schaduwpoots broertje haar had gegeven uitgekomen. Ze begroef haar tranende gezicht in de sneeuw. Alweer waren haar zoektochten geëindigd in niets meer dan verderf en verdriet. Ze keek omhoog naar de duistere hemel en slaakte een oorverdovende kreet. De donkerbruine poes leek niet eens meer te merken dat Duivelpoot nog voor haar stond, misschien wel klaar om haar in stukken te scheuren. Maar het kon haar niet schelen, niks kon haar meer schelen nu. Het enige wat er nog toe deed was de overgebleven gedacht die dwars door haar schedel was gesneden.

Vleugelpoot is dood.

Advertisement