FanFiction wiki
Advertisement

Na al zijn avonturen vindt Pinokkio dan toch nog een veilig onderkomen. Lang duurt het niet of hij voelt zich al helemaal thuis. Maar nog niet alle gevaar is geweken.

Magnifueco[]

Even wist Pinokkio niet wat te doen of te zeggen. Hij was al zo vaak om de tuin geleid, dat hij dat niet nog eens wilde meemaken. Langs de andere kant, als Jaap Krekel vond dat de dame en de kinderen te vertrouwen waren, moest dat wel zo zijn. De krekel was immers een kennis van de Blauwe Fee, en zij zou Pinokkio nooit bedriegen. Dus deed hij aarzelend een stapje naar voren. ‘Goedendag’, begon hij een beetje beverig. ‘Ik ben Pinokkio.’

De dame knikte even. ‘Goedendag’, zei ze. ‘Mijn naam is Ballerina. Je gelooft me misschien niet, maar ooit was ik heel goed in ballet. En dit hier zijn mijn meisjes.’ Waarop de jongen even nadrukkelijk kuchte. ‘O’, verontschuldigde Ballerina zich. ‘Sorry, Eddie. In ieder geval, ze volgen hier bij mij dansles. Die twee daar zijn Catharina en Stella’, voegde ze eraan toe, wijzend op de twee oudste meisjes. ‘Zij zullen je wel even wat te eten geven.’

Eventjes wist Pinokkio niet goed wat hij moest doen. Hij had een razende honger, maar zijn achterdocht was nog steeds niet helemaal weg. Uiteindelijk gromde zijn maag zo hard dat hij wel moest toegeven. Met de twee oudste meisjes aan zijn zijde werd hij naar het huis toe geleid. Eenmaal binnen was hij meteen onder de indruk van hoe groot het hier wel leek. Er was een enorme traphal, en op de bovenste verdiepingen zag hij verschillende deuren die elk naar een kamer leidden. Waar zou de eetzaal zijn?

Doordat hij zou benieuwd rondkeek besefte hij pas dat Catharina en Stella onderaan de trap op hem wachtten toen ze even kuchten. ‘Wonen jullie hier?’ vroeg Pinokkio toen hij hen haastig inhaalde. ‘Niet allemaal’, vertelde Stella hem. ‘De meeste wonen hier wel. Sommigen komen hier gewoon tijdens de dag.’

‘En dansen jullie vaak?’ vroeg Pinokkio nieuwsgierig.

'Mevrouw Ballerina leert het ons. Dat is trouwens niet haar echte naam, maar we noemen haar gewoon zo. Ze is erg aardig, moet je weten.’ Terwijl ze haar uitleg gaf liep het drietal richting een grote deur die een eindje van de trap verwijderd was. Pinokkio begon al te watertanden toen de geur van eten zijn neus binnenkwam. De eetruimte en de keuken werden door een muur van elkaar gescheiden, maar er waren natuurlijk een deur en een doorgeefluik. Pinokkio mocht zelf kiezen waar hij zat en hij koos een plaatsje bij het raam. Zijn geduld raakte op naarmate zijn honger groeide, en hij moest zich bedwingen om niet als een razende de keuken binnen te gaan. Maar zijn wachten werd beloond. Catharina en Stella kwamen de keuken uit met elk een schaal in hun handen. Catharina had geroosterd brood met spek bij, terwijl Stella een kop chocolademelk en wat tosti’s voor Pinokkio’s neus neerzette. Zodra hij hen bedankt had, wilde hij meteen gaan eten. maar iets hield hem tegen. ‘Eten jullie niet mee?’ vroeg hij vriendelijk. ‘O nee, hoor’, zei Stella. ‘Wij hebben ons ontbijt al gekregen. Bovendien wilde mevrouw Ballerina ons nog wat danspasjes leren. Wacht hier maar op ons.’ Daar nam Pinokkio genoegen mee. In nog geen tien minuten waren beide schalen leeg. Verrukt likte hij zijn lippen.

Nog nooit eerder was hij zo blij geweest met een goede maaltijd als nu. Met een tevreden zucht wachtte hij geduldig totdat de twee meisjes terug zouden komen, zoals ze gezegd hadden. Maar de minuten tikten voorbij, en toen er na bijna een uur nog niemand was gekomen om hem op te halen, begon hij zich wel wat zorgen te maken. Misschien zouden ze het niet erg vinden als hij de eetzaal uitging om hen te zoeken. Nieuwsgierig liep Pinokkio de gangen van het huis door, waarbij hij aan iedere deur even halt hield om er met zijn oor tegen te luisteren. Overal hoorde hij hetzelfde. Niets. Behalve bij één deur, waar hij een keffend geluid en het geschraap van pootjes meende te horen. Toen hij die deur opendeed, kwam er bruine poedel met witte pootjes de kamer uit. Opgewekt likte het hondje aan Pinokkio’s been, voordat het naar de trap liep om buiten te komen. Tenslotte gaf Pinokkio het zoeken op de bovenverdiepingen op en besloot hij het op het gelijkvloers te proberen. Daar had hij meer succes. Toen hij langs een deur kwam waarop “Kantoor Directrice, gelieve niet te storen” stond, legde hij zijn oor ertegen en luisterde. Onmiddellijk hoorde hij stemmen.

‘Dat kunnen we toch niet doen’, klonk de stem van een meisje. ‘Hij heeft ons toch nooit kwaad gedaan?’ Instemmend gemompel volgde. ‘Hij is niet zomaar een marionet; hij leeft echt!’ Dit keer was het Catharina die sprak.

‘Die fret heeft ons goed bij de neus genomen’, zei Eddie. ‘Toen hij over die wonderbaarlijke marionet sprak, dacht ik dat het een soort opwindpop was, of zoiets. Maar nee, hij beweegt écht zonder touwtjes!’ Waarop mevrouw Ballerina haar stem verhief en zich tot alle kinderen richtte. ‘Dus we zijn het allen eens? We houden hem en verkopen hem niet?’ Iedereen was het eens. Pinokkio voelde zich enorm opgelucht. Zoals het er eerst op leek, was hij bijna gaan denken dat mevrouw Ballerina en de kinderen hem echt wilden verkopen, zoals Jos en Fred gedaan hadden. Ondanks de aanmoedigingen van Jaap Krekel had hij niet zeker geweten of hij ze echt wel kon vertrouwen, maar nu wist hij zeker dat hij in goede handen was. Toen hoorde hij echter dat de verzamelden opstonden en naar de duur liepen. Haastig liep Pinokkio de trap weer op en deed net alsof hij weer naar beneden aan het lopen was. ‘Ah, Pinokkio’, begroette Ballerina hem. ‘Je bent weer beneden. Goed zo. We wilden je net komen vertellen dat je hier zo lang mag blijven als je wilt.’ Waarop Pinokkio haar beleefd bedankte. Hij was niet van plan voor altijd hier te blijven, maar een poosje zou toch wel geen kwaad kunnen, zeker? Een week was verstreken sinds Pinokkio bij mevrouw Ballerina en de dansende kinderen was aangekomen. Ze waren al die tijd aardig voor hem geweest en hadden zo nu en dan zelfs een dansje voor hem opgevoerd. Het duurde niet lang of Pinokkio deed met hen mee, want hij hield ook wel van dansen. Op een avond echter, toen iedereen gezellig in de grote hal bij elkaar zat, werd er hard op de deur geklopt. ‘O nee’, kreunde Pinokkio bij zichzelf, ‘dat zal de politie toch niet zijn? Zouden ze me gevonden hebben?’

Mevrouw Ballerina had hem echter gehoord en zei geruststellend: ‘Nee hoor. Het regent pijpenstelen buiten. In dat weer rukt de politie heus niet uit. Wacht hier op me’, vervolgde ze tegen de kinderen. ‘Ik ben zo terug.’ Iedereen wachtte gespannen af, totdat mevrouw Ballerina terugkwam. Aanvankelijk was iedereen opgelucht, maar toen ze zagen wie ze bij zich had, schrokken ze zich rot. Het was een middelgrote man met een lange, verwilderde baard. Zijn ogen zagen rood en zijn hoge hoed was oud en versleten. ‘Dag kinderen. Mevrouw Ballerina heeft me net over jullie verteld. Jullie hoeven niet bang te zijn.’ Maar Pinokkio sprong rechtovereind en schreeuwde: ‘Maak dat je hier wegkomt, Stromboli!’

Heel even dacht de marionet werkelijk dat de man zijn vroegere baas was, en even hield iedereen zijn adem in. De man keek Pinokkio even verbijsterd aan, vooraleer hij begon te bulderen van het lachen. ‘Bijna goed, kereltje’, schaterde hij. ‘Ja, ik lijk inderdaad best veel op Stromboli. Maar ik ben hem niet. Magnifueco is de naam.’

Een opgewonden gemompel verspreidde zich onder de kinderen. ‘Magnifueco!’ riepen er een paar. ‘De directeur van het plaatselijke poppentheater! Wat doet u hier?’ En vrijwel meteen verdrongen ze zich allemaal om hem en bestookten hem met vragen. ‘Wat doet u hier? Blijft u lang? Hoe draaien de zaken?’ Maar de directeur lachte alleen maar terwijl hij hen allemaal eens goed bekeek. ‘Catharina, jij bent groot geworden. En Stella, je haar zit weer zo goed. En ik zie dat je niet langer de enige jongen van de hoop bent, Eddie?’ Waarop Eddie verlegen zijn schouders ophaalde. ‘Stil maar, kinderen’, suste mevrouw Ballerina hen. ‘Deze man is doornat. Laat ons eens gezellig gaan zitten voor het haardvuur met een kopje thee.’ Even later zat iedereen in een grote kring om Magnifueco heen. Mevrouw Ballerina had hem nieuwe kleren aangeboden, maar dat had hij geweigerd. ‘Ze drogen wel van de warmte van het vuur’, had hij gezegd. Pinokkio had het nog steeds moeilijk met zijn aanwezigheid, al begon zijn wantrouwen al wat te tanen. Leek hij maar niet zo veel op Stromboli, wenste hij in stilte. De man deed net zijn verhaal. ‘Onderweg naar huis,’ legde hij uit, ‘begon het opeens hard te regenen. Het zou nog een tijdje duren vooraleer ik thuis was, dus besloot ik hier aan te kloppen. Ik ben blij dat jullie me zo opvangen. Tussen twee haakjes, hoe herkenden jullie me eigenlijk zo vlug? Ik weet zeker dat jullie me nog nooit gezien hebben.’

‘Mevrouw Ballerina beschreef hoe je eruitzag’, verklaarde een meisje.

‘Dat klopt’, voegde Catharina eraan toe. ‘Ze zei dat ze er maar één zoals u kent.’ Magnifueco leek gevleid. ‘Ik snap het niet’, begon Pinokkio. ‘Hij is toch de directeur van een poppentheater, zeiden jullie? De directeur spreekt het publiek toch toe?’ ‘Maginfueco niet’, legde Eddie uit. ‘Hij runt zijn theater alleen. Hij staat al meteen klaar om zijn poppen te bespelen, zodat hij minder tijd verliest. Daarom zien we hem nooit als we naar zijn show gaan. Maar hoe staan de zaken eigenlijk, meneer?’ Het gezicht van de directeur betrok. ‘Niet zo best’, gaf hij toe. ‘De mensen komen niet zo vaak meer kijken naar mijn theatertje. Bovendien heeft Stromboli zijn theater nu vlak naast het mijne opgesteld, en nu komt iedereen bij hem kijken. Hij heeft makkelijk praten, want hij kan optreden en toch het hele land rondtrekken. Mijn theater is niet mobiel.’

‘Als Pinokkio nu eens bij u zou optreden, meneer?’ Die vraag kwam van het jongste meisje, en heel even viel er een akelige stilte. ‘Nou, ik zou wel willen’, mompelde Pinokkio, ‘als het maar voor één keer was of zo. Maar Stromboli staat daar ook, en hem vertrouw ik voor geen haar. Toen ik voor hem moest dansen, dreigde hij kachelhout van me te maken.’

‘Wat gemeen!’ riep hetzelfde meisje dat met het voorstel was gekomen. Mevrouw Ballerina schudde spijtig haar hoofd. ‘Het spijt me, collega’, zei ze tegen Magnifueco. ‘Ik ben bang dat Pinokkio gelijk heeft. Als Stromboli hem ziet, zal hij hem meteen willen hebben.’ ‘Niet als we het slim aanpakken’, verklaarde Catharina vastberaden. ‘Wil je een avondje voor hem dansen, Pinokkio?’ De marionet wou bijna nee zeggen. Toen dacht hij na. Als mevrouw Ballerina en haar leerlingen te vertrouwen waren en als ze goed bevriend waren met deze arme man, dan was hij vast ook wel te vertrouwen. ‘Mij best’, zei hij schouderophalend.

Advertisement